Boeddho-socratische werkvormen. Zitten te springen


Zitten te springen, een boeddho-socratische oefening


Inleiding


Enige tijd geleden vroeg iemand mij iets waarom hij "zat te springen". Toen ik daarover wat nadacht realiseerde ik mij wat een curieuze uitdrukking dit eigenlijk is. Dit resulteerde in een oefening die ik voor het eerst uitprobeerde met een groepje mensen tijdens de Socratische Landdag 2015, te Leusden, aan de Internationale School Voor Wijsbegeerte (de ISVW).


Het gaat hierom:

We zitten te springen om het een of het ander. In het Socratische Gesprek willen we iets inbrengen. Tijdens de meditatie komt iets naar boven. Dit 'iets' noem ik "een springgeval". Daar gaan we 'op zitten'. Wat doet dit?


De werkwijze

De deelnemers brengen, n.a.v. de uitgangsvraag: waar zit je om te springen? zo'n 'geval' in: 

ik zit te springen om …. X. 

Waarbij … X … de functie vervult van het voorbeeld in de socratische gespreksmethode.

We gaan kort in op de voorbeelden van alle (max. 8) deelnemers.


De context van het springgeval wordt wat uitgewerkt en toegespitst op wat in de socratische werkwijze bekend staat als 'het hittepunt': hier gaat het om, dit is van belang. Dit wordt, met de naam van de inbrenger, aangeduid op een flipover, zichtbaar voor iedereen. We onderzoeken dit dan weer kort, middels een schrijfoefening, met als doel het springgeval te verhelderen, dit voor ogen te krijgen. We zorgen dat het geval springlevend en present is.


Daarna gaan we een aantal minuten 'zitten' met het springgeval voor ogen. We nemen een goede houding aan, worden ons bewust van onze ademhaling en we laten ons 'bespringen'. Dan stellen we de vraag: wat doet dit? We schrijven het een en ander op en een korte gespreksronde geeft de mogelijkheid dit te verhelderen. Deze afwisseling herhalen we zo vaak mogelijk binnen de gegeven tijd.

Deze cyclus wat verder uitwerkend tijdens deze workshop, gebeurde dit:

Ik vraag me hardop af: welke vraag gaat schuil achter hetgeen waar je om zit te springen? Welke vraag komt op? Daar gingen we vervolgens op zitten.


Ook deze vraag wordt kort besproken door de onderzoeksgroep, met als doel deze te verhelderen en zo kort mogelijk te maken. Niet langer dan 1 ademtocht. (Met dank aan deelneemster A.: "mijn vraag is lang, mijn adem kort"). Ook deze vraag wordt genoteerd, naast de naam van de deelnemer en zijn/haar 'springgeval'. Daarmee hebben we het individuele springgeval omgevormd tot 1 vraag.

Bij voorbeeld (een springgeval uit een andere setting:) D zit te springen om erkenning. Dit werd hem heel duidelijk toen hij een vriend vroeg een korte aanbeveling te schrijven en dit op weerstand stuitte: "Wat een onzin is dat en daar doe ik niet aan mee" ….Deze reactie riep bij D veel vragen op over die behoefte aan erkenning.


D's vraag wordt: 'Waarom wil ik erkenning?' We dikken hem verder in: Waarom erkenning? Dan, zegt D, word ik besprongen door allerlei gedachten en emoties en ik wil mee springen: iets zeggen, doen, reageren innerlijk en uiterlijk, etc. Maar nee, zeg ik, nu doen we dat dus even niet. Je gaat die vraag niet beantwoorden, maar je neemt hem mee in je zit.


We vatten de vraag achter het hittepunt daarmee op als een retorische vraag. D.w.z. het is niet de bedoeling deze vraag te beantwoorden, maar we nemen deze mee in de zit. Dit retorische is van belang: we gaan er niet op zitten kauwen, maar we ademen in en stellen de vraag: 'Waarom erkenning?' Of in het algemeen: waarom X? en vervolgens ademen we uit en ontspannen daarbij. (Zoals dit is aangegeven in de introductie: meditatie op de ademhaling.) We laten daarmee de vraag het werk doen.


Daarna stel ik de vraag: wat deed dit met het springgeval, de vraag en onze houding tegenover het springgeval? We schrijven wat op, bespreken, zitten, etc. (De verhouding verschuift: langer stilzitten, minder doen.)


Na afloop werd kort geëvalueerd. Samenvattend wordt het volgende angegeven: deze methodiek geeft rust, inzicht en vrij ruimte. Dit werd mooi verwoord door deelnemer H:


"met een diepe zucht, waarvan ik zelf schrok, kon ik het (dat waar ik om zat te springen) laten gaan …."


Dergelijke uitspraken kunnen dan weer onderzocht worden, waarbij opnieuw behoeftes die ons kunnen bespringen worden geformuleerd, erkend, omgevormd, 'bezeten' en losgelaten …


Het idee om, tijdens de meditatie, van de 'achterliggende vraag' een retorische vraag te maken, heb ik ontleend aan Rinpoche Jigme Gyatso, die dit toepast in zijn weergaloze online dhamma talks.


Peter van Hooft, socratisch boeddholoog

Zoetermeer, juni 2015



Naschrift:

Een lezer van deze blog vroeg:

Peter, misschien kun je iets meer vertellen over de aard van de oefening? 
Hoe werkt die... en wat zou het 'nut' kunnen zijn?

Antwoord: 
De laatste vraag is het gemakkelijkst te beantwoorden. Het 'nut' zit 'm in het veranderde perspectief t.a.v. 'het springgeval' en de behoefte die daarachter schuil gaat. Dit perspectief biedt mogelijkheden 'verder te komen', b.v. met het (socratische) gesprek, de (gegeven) situatie, etc. Daarnaast gaat er duidelijk een ontspanning mee samen die hier een positieve invloed op heeft. Dit heeft te maken met 'hoe dit werkt?' (vraag 2). Die vraag kan op vele wijzen beantwoord worden, maar fysiologisch maakt deze techniek gebruik van de natuurlijke spanning bij het inademen en het ontspannen van het uitademen (en koppelt deze aan 'het spinggeval'). De fysiologie beïnvloedt de psychologie, waardoor de houding t.o.v. 'het probleem' anders wordt. Hiermee heb ik wellicht ook iets verduidelijkt over de aard van (het meditatieve deel van) de oefening (vraag 3), die terug te leiden is tot de Lojong traditie binnen het Tibetaans boeddhisme.